Nieuwe vrienden
Het is half april en ik zit op het balkon te genieten van een voorzichtig lentezonnetje. Ik zit te denken aan mijn goede vriend Boom, met wie ik altijd leuke en soms wat moeilijke gesprekken had. Het is alweer een tijdje geleden dat ik verhuisd ben en ik afscheid moest nemen van mijn groene makker. Het gekke is, dat voor dit huis drie bomen staan. Een heel park voor de deur en dan drie bomen die precies voor mijn neus staan. Je zou er bijna iets van gaan denken. Hoe dan ook, het is een zondagmiddag in april en ik zit op mijn balkon te kijken naar die drie bomen.
In die twee jaar dat ik hier woon hebben ze nog geen woord gezegd. Niks, noppes, nada. Nu weet ik uit ervaring dat bomen over het algemeen niet zulke praters zijn, maar twee jaar is zelfs voor een boom een lange tijd. Ik had me wel netjes voorgesteld, alhoewel het eigenlijk niet nodig was want ik weet onderhand dat bomen een slag apart zijn; ze komen nergens, ze zeggen weinig maar toch weten ze alles.
Ik neem een slok thee en duik wat dieper weg in mijn vest. De middag schoot al op en het zou niet lang meer duren voordat het te koud zou worden om buiten te zitten.
Op het veld zijn veel mensen die opvallend veel lawaai maken. Honden, kinderen, alles blaft en gilt en rent door elkaar. Niet bepaald een rustige zondag, bedenk ik. Maar het zal wel door de lente komen die nu langzamerhand wat kleur begint te krijgen.
Bomen trekken mensen aan. Het grappige is, dat mensen dat vaak niet eens doorhebben. Op dit veld staan niet veel bomen maar hoe groot het veld ook is, altijd komen ze terecht bij die drie bomen die hier voor het huis staan. Er hangen een paar fietsen tegen de bomen aan. Niet voor de eerste keer vraag ik me af waarom mensen zo raar met bomen omgaan. Deze drie bomen worden ook vaak belaagd door jonge mensen die er zo hoog mogelijk in willen klimmen. Ik zie dat altijd met gemengde gevoelens aan; aan de ene kant ergert het me, maar aan de andere kant ben ik ook als de dood dat ze eruit vallen en dat ik dan weer moet bellen en te hulp moet schieten enzo…. Nou ja zeg, okee, dat is misschien niet echt een zondagse gedachte. Ik grinnik wat in mezelf.
“Zo gauw zullen ze er niet uitvallen, hoor”. Ik verslik me heftig in een slok thee. “Allemachtig, ik schrik me wild, kun je niet even waarschuwen dat je wat gaat zeggen!” reageerde ik fel, al hoestend en proestend. Nadat ik wat ben bijgekomen, sta ik op en hang over de rand van het balkon om te kijken welke van de drie bomen mij zo heeft laten schrikken.
“En waarom zullen ze er niet zo gauw uitvallen?” Het blijft stil. Een moment denk ik dat me heb vergist en dat ik nu echt stemmen hoor, maar het antwoord kwam van de boom die het dichtst bij stond. “Omdat mijn takken sterk genoeg zijn om een flinke vent te houden, laat staan dat jonge grut.” “Vind je het niet vervelend, dat ze in je klimmen, aan je trekken, fietsen tegen je aangooien en weet ik veel nog meer kapotmaken?” “Ach, ik zeg altijd maar”, zei Boom luchtig, “het groeit wel weer aan.” Hij grinnikte zachtjes. Wel wel, dacht ik, een boom met humor. “Nou gelukkig ga je er niet onder gebukt.” Het blijft weer een tijdje stil. “Maar je houdt er wel littekens aan over, dat wel”, zei Boom zachtjes. Ik glimlachte. Niet vanwege het feit dat mensen een boom littekens bezorgen, maar die laatste opmerking overtuigde mij ervan dat ik met deze boom ook leuke gesprekken zou kunnen hebben.
“Zo is het met mensen ook… niet dat er bij ons iets aangroeit als we ledematen verliezen, maar we kunnen wel ergens overheen groeien”, zei ik peinzend. “Zo is het maar net”, antwoordde Boom. “Soms ook niet”, zei ik er plompverloren achteraan. Nu keek Boom me scheef aan, maar ik had het intussen echt koud gekregen en besloot dat we dit gesprek een andere keer moesten voeren. “Ik moet nu gaan, maar ik spreek je gauw”, zei ik tegen Boom. Hij zwaaide met een tak en ik sloot de balkondeur.