Nabij(mij)heid
Je zit daar, lacht en praat.
Je gebaren, je mond, je ogen;
dan weer vrolijk, dan weer kwaad.
Ach, misschien zou het niet mogen,
maar ik hou van je aanwezigheid,
je bent voor mij een uitlaatklep.
Nooit wil ik je kwijt,
weet je wel hoe lief ik je heb?
2842 keer gelezen