Vakantie
Een week van verlangen,
een week van zorgen,
ik dacht aan je
avond aan avond, morgen na morgen.
Telkens zei ik je naam,
zachtjes in de koude nacht.
Zittend voor het koude raam,
telkens als ik aan je dacht.
Ik nam me voor je te bellen,
een beetje alleen en verloren,
om je dan te vertellen
hoe blij ik was je weer te horen.
Het was een mooie dag,
de dag na de vakantie:
Ik zag je ogen, hoorde je lach.
Wat was ik blij dat ik je weer zag.