Afscheid
“We wanderers, ever seeking the lonelier way, begin no day where we have ended another day; and no sunrise finds us where sunset left us. Even while the earth sleeps we travel.” (Kahlil Gibran)
De deur gaat open. De reis begint. Het duurt soms 20 minuten, soms een paar uur. Of een jaar. Of nog langer.
Voordat ik de motor startte, keek ik vragend in de richting van mijn vriend Boom. Na een paar minuten verbrak hij de stilte. “Ja?” Voordat ik antwoord gaf, ging ik er eens goed voor zitten. “Jij staat daar maar altijd op diezelfde plek, je gaat nergens naartoe… Wij mensen nemen regelmatig afscheid, soms voor even, soms voor altijd, omdat we altijd onderweg zijn naar iets. Ik vroeg me af wat bomen van ‘afscheid’ denken.” Boom kauwde nadenkend op een twijgje. “Je gaf eigenlijk zelf al het antwoord. Ik hoef nergens heen; jullie mensen zijn altijd onderweg en komen daarom dagelijks voorbij. Er kan nooit eens een groet af en ik maar wuiven.” grinnikte Boom. Ik wilde wat zeggen, maar Boom ging verder. “Wij bomen leven toch niet helemaal zonder afscheid. Elke herfst neem ik afscheid van mijn bladeren om ze in de lente weer te begroeten.” “Dat is inderdaad zo”, zei ik. “Maar goed, ik moet nu gaan.”
Toen ik ’s avonds weer langs Boom kwam, stond hij ongeduldig op me te wachten. “Wat ik alleen niet zo goed begrijp, is dat mensen vaak teruggaan naar plaatsen waar ze al eerder zijn geweest terwijl er nog zoveel is dat ze nog niet hebben gezien. Als ik kon lopen dan wist ik het wel!” “Dat, Boom”, glimlachte ik, “noemen we nou herinneringen. Die brengen ons altijd naar plaatsen en mensen die een speciale betekenis hebben. Opdat we niet vergeten wat we toen hebben geleerd.”
Ik ben thuis. De deur gaat dicht.