Spelletjes
“Is ‘t je wel ‘s opgevallen dat bomen net als ons alles doen, behalve lopen, om aandacht te trekken?” (uit: De kleur paars, Alice Walker)
Ik zat op mijn balkon te genieten van een laat zonnetje, ondertussen een spelletje spelend. “Wat doe je?”, vroeg mijn vriend Boom. Ik keek op en wierp even een blik op mijn houten vriend voordat ik antwoord gaf. “Ik zit de tijd te doden.” Een tijdlang bleef het stil. “Waarom?” Ik liet het spelletje voor wat het was, zette mijn voeten op de rand van het balkon en ging er even goed voor zitten. Peinzend keek ik naar de boom, de wind speelde met zijn bladeren en hij stond daar onverstoorbaar op een antwoord te wachten.
Ja, waarom eigenlijk? Ik zou kunnen zeggen dat ik niets te doen had, maar gezien de staat waarin mijn huiskamer verkeerde, zou dat een grove leugen zijn. Ik zou ook kunnen zeggen dat ik nergens zin in had, maar dan kon ik wachten op de voor de hand liggende volgende vraag en daar had ik nou net geen zin in.
“Ik zit na te denken”, zei ik uiteindelijk. “Aha.” En weer bleef het een tijdlang stil. Ik wilde net weer verdergaan waar ik gebleven was, toen mijn vriend Boom zei: “Hoe kun je nou nadenken als je handen ergens mee bezig zijn?” Ik zuchtte. Dat was bij nader inzien toch niet zo’n goed antwoord geweest. “Doen jullie nooit iets gewoon voor de lol?”, vroeg ik een beetje geïrriteerd en wees naar zijn drie makkers die naast hem stonden. “Wij allemaal samen of apart?” Ik vond die wedervraag nogal eigenaardig en dat zei ik hem ook. “Ik zie niet in hoe je lol kunt hebben in je eentje”, dramde Boom door. “Dus als ik het goed begrijp, zit je nu na te denken en je hebt de grootste lol daarin. Waarom hoor ik je niet lachen dan?” Ik maakte een afwerend gebaar. “Je hebt mijn vraag nog niet beantwoord, Boom.” Hij schudde zijn takken heen en weer. “Nee, wij staan hier alleen maar na te denken.” Ik leunde over het balkon en keek naar een groepje mensen dat voorbij liep. “Mensen spelen vaak spelletjes, Boom. Soms alleen en soms samen.” De zon verdween achter de huizen en ik begon het koud te krijgen. “Er zijn spelletjes die je alleen én met iemand anders kunt spelen, maar ook die je alleen moet doen. De bedoeling is dat het leuk is, dat je moet nadenken en dat er iemand wint.”
“Wat voor spelletje speel jij nu dan?”, vroeg Boom. “Solitair”, antwoordde ik. “Aha.”
Ik durfde te wedden dat Boom van tak tot tak stond te grijnzen.